De alpaca
De oorsprong van de alpaca ligt in Zuid-Amerika. Met name in Peru, Chili en Bolivia. Tegenwoordig zijn ze wereldwijd te vinden. Er bestaan twee typen (rassen): de Huacaya en de Suri. In Nederland wordt voornamelijk de Huacaya gehouden. De Suri is er wel, maar in kleinere aantallen in vergelijking met de Huacaya.
Een alpaca kan tot wel 20 jaar worden. In enkele gevallen ouder. Ze kunnen tussen de 50-80 kg wegen. Een cria weegt bij de geboorte vaak tussen de 6-9 kg.
De schofthoogte is ongeveer 90 cm. Samen met de lange nek en poten maakt dit tot een bijzonder uiterlijk. De alpaca is in 16 verschillende (effen) kleuren erkend. Er komen ook meerdere bonte kleuren voor.
Familie
De alpaca (Vicugna pacos) is nauw verwant aan de Vicuña, zo blijkt uit DNA-onderzoek. Er wordt dan ook gedacht dat de alpaca uit de Vicuña is ontstaan. Een bekende neef van de alpaca is de lama. Allemaal behoren ze tot de familie van de Kameelachtigen (Camelidae).
De alpaca is een eeltpotige, net als de andere soorten uit de familie van de Kameelachtigen. Dit betekent dat ze op een dikke voetzool lopen, met aan elke poot twee nagels. Alpaca's lopen dus niet op hoeven zoals een paard. Ze lopen dus eigenlijk op blote voeten.
Bergen
Al in de tijd van de Inca's werden alpaca's, maar ook lama's, gebruikt voor hun wol, vlees, huid en mest. Lama's hebben als extra functie dat ze ook als lastdier worden gebruikt.
Het rijk van de Inca's bestond vanaf 50 jaar voor Christus. Maar alpaca's werden waarschijnlijk al veel eerder gedomesticeerd. Mogelijk zelfs al 6000 jaar geleden.
De Inca's leefden al op grote hoogtes in de bergen, zo'n 3000-4000 meter hoog. Alpaca's kunnen zelfs tot 5000 meter hoog leven. Met grote aantallen komen de alpaca's veelvuldig voor op de hoogvlaktes van het Andesgebergte. Daar eten ze graag van het malse en fijne gras wat daar te vinden is.
Kudde
De alpaca is een echt kuddedier. Het kan daarom ook niet zonder soortgenoten leven. Twee dieren samen is daarom noodzakelijk, maar nog beter is minimaal drie. Met drie of meer dieren heeft een alpaca meer een kuddegevoel.
De alpaca komt van nature niet in het wild voor (gedomesticeerd). Mocht een kudde in het 'wild' leven, dan zal een kudde (tot ongeveer 20 dieren) bestaan uit een haremstructuur. Binnen de kudde leven macho's (hengsten), hembra's (merries) en cria's (veulens).
Jonge en oude mannen die niet over een kudde dames (kunnen) beschikken leven gezamenlijk in de zogeheten mannengroepen.
Geluiden
Onderling gebruiken alpaca's verschillende geluiden om met elkaar te communiceren.
Het hummen (hmm - hmm) is het meest voorkomende geluid. Een hum kan verschillende betekenissen hebben. Een alpaca geeft met hummen aan, dat het tevreden of nieuwsgierig is. Maar ook wanneer het dier gestrest of bang is. Elke betekenis heeft zijn eigen toonhoogte. Als je goed naar een alpaca luistert, hoor je vanzelf wat hij probeert te zeggen.
Tussen moeder en cria is hummen erg belangrijk. Al vanaf de geboorte gebruiken moeder en kind deze manier van communiceren om een sterke band met elkaar op te bouwen.
Sommige alpaca's snuiven als een ander dier te dicht bijkomt. Het snuiven is een waarschuwing om aan te geven 'tot hier en niet verder'.
Wanneer een alpaca klikt laat hij weten dat hij iets niet vertrouwd, maar klikken kan ook een vriendelijk geluid zijn. Alpaca's maken dit geluid waarschijnlijk door met hun tong een zuigende beweging langs het gehemelte te maken. Net zoals een aantal mensen dit ook kan.
Wanneer een alpaca iets bedreigends waarneemt kan het een alarmroep (hee - hee - haw) laten horen. Hiermee laat het de rest van de kudde blijken: opgepast, er is mogelijk gevaar.
Alpaca's kunnen ook erg hard gillen. Dit doen ze als ze iets niet prettig vinden, zoals tijdens het scheren of tijdens een bepaalde handeling die ze niet fijn vinden. Bijvoorbeeld als ze een injectie moeten krijgen.
Het meest aparte geluid dat een hengst kan maken is vlak voor en tijdens de dekking. Dit heet orgling. Er wordt gedacht dat dit geluid de merrie stimuleert en om te helpen bij het bereiken van een ovulatie.
Spugen?
Net als de lama kan ook een alpaca spugen. Dit doen ze niet zo vaak naar mensen, maar minstens zo vaak onderling. Ze doen dit om aan te geven als ze iets niet prettig vinden, bijvoorbeeld wanneer een ander dier te dichtbij komt. Maar ook om de rangorde aan te geven.
Een merrie kan ook spugen naar de hengst als ze geen interesse heeft in zijn dekkunsten.
Poepplek
Alpaca's gebruiken één of meerdere vaste plekken om te poepen en te plassen. Dit doen ze om hun territorium mee af te bakenen. Het is ook handig bij het opruimen van de mest.
Gebit
Alpaca's hebben een bijzonder gebit. In de onderkaak hebben zij 6 voortanden. Deze voortanden hebben zij niet in de bovenkaak. Met de voortanden snijden ze het gras af, wat ze vervolgens met hun kiezen vermalen. De kiezen bevinden zich zowel boven als onder aan beide kanten.
Daarnaast bezitten alpaca's ook nog een stel hoektanden. Deze worden ook wel vechttanden genoemd. Hier hebben ze er maximaal 6 van. Twee boven en één onder, dus 3 aan elke zijde. Bij hengsten groeien deze langer onder invloed van testosteron. De vechttanden van merries blijven een stuk kleiner, soms zelfs niet tot nauwelijks aanwezig.
Een alpaca kan bijten. Hengsten doen dat onderling om te testen wie er dominanter is. Over het algemeen richten zij hiermee nauwelijks schade aan.
De tanden van een alpaca blijven doorgroeien. Het is belangrijk om deze regelmatig te controleren. Normaal groeien de voortanden inwaarts waardoor deze tijdens het eten tegen de bovenkaak slijten. Als de tanden te lang groeien of in een verkeerde stand staan kan een alpaca moeite kan krijgen met eten. Als dat het geval is, dan moeten de tanden even geslepen worden.